Een zorgplan wanneer het nog kan

14 Januari 2025 Actua nieuws

Praten over het levenseinde is, ook op gevorderde leeftijd, niet zo eenvoudig. Om ouderen de juiste zorgen te garanderen, is het echter belangrijk dit gesprek aan te gaan wanneer ze hun wensen nog duidelijk kunnen maken. Hoofdverpleegkundige Palliatieve Zorg Lieven Van Daele licht de noodzaak van een vroegtijdige zorgplanning toe.

De problematiek van het uitstellen

‘Voor mij geen levensverlengende behandelingen na een beroerte!’ Of: ‘Als ik oud ben, hoeft chemotherapie niet meer.’ Of nog: ‘Op gevorderde leeftijd wil ik niet geïntubeerd worden of op Intensieve Zorgen terechtkomen!’ Dergelijke uitspraken horen we vaak, maar zien we zelden op papier. Toch is het belangrijk de wensen omtrent het levenseinde ook schriftelijk vast te leggen. Anders kiezen zorgverleners bij een urgentie sowieso voor het leven, of de betrokkene dat nu wenst of niet. Een vroegtijdige zorgplanning is dus essentieel. Het is een ernstige beslissing die moet groeien en best rustig besproken wordt met de familie, de naasten en de huisarts.

Lieven Van Daele, hoofdverpleegkundige op de Palliatieve Zorg

“In de praktijk schuiven mensen een zorgplanning echter het liefst voor zich uit”, vertelt Lieven Van Daele, hoofdverpleegkundige op de Palliatieve Zorg. “Pas wanneer een zware behandeling nodig is of een van de partners overlijdt en de andere niet meer zelfstandig kan achterblijven, moeten er (meestal in moeilijke, emotionele omstandigheden) plots dringend knopen worden doorgehakt. Als familieleden het dan onderling ook nog oneens zijn, kan dit laatste krap lastig worden”, aldus Van Daele. 

Brochure Vroegtijdige Zorgplanning

Wat omvat het zorgplan?

Een vroegtijdige zorgplanning is een proces van continu overleg tussen patiënt en huisarts of andere zorgverleners om de eigen waarden en wensen over het levenseinde en eventuele palliatieve zorgen uit te klaren. Vooral voor geriatrische patiënten is dit belangrijk, niet in het minst als er sprake is van beginnende dementie. 

“In het AZ Sint-Maria is de communicatie tussen geriater, huisarts, spoedarts, familie, patiënt en palliatief team van fundamenteel belang. De wens van de patiënt staat daarbij centraal en iedereen moet op dezelfde lijn zitten. Daarom wordt het gesprek met oudere patiënten al aangegaan wanneer ze hun wensen inzake zorg, behandelingen en levenseinde nog duidelijk kunnen formuleren. Ze worden daarbij ondersteund door de verzorgenden, verpleegkundigen, logistiek medewerkers enz. Iedereen die tijdens de zorg signalen opvangt, checkt deze met de patiënt en communiceert ze in het team”, verduidelijkt Lieven Van Daele. 

Het belang van schriftelijke neerslag

Om de wensen effectief afdwingbaar te maken, ook als de betrokkene er zelf niet meer over kan praten, is een schriftelijke neerslag noodzakelijk. Een geschreven wilsverklaring geeft iedereen de rust en het vertrouwen dat alles goed geregeld is. Er zijn twee mogelijkheden:

Een positieve wilsverklaring

Hierin legt men vast wat men absoluut wil. Bijvoorbeeld euthanasie bij onomkeerbaar bewustzijnsverlies na een ongeval of herseninfarct, de wijze van uitvaart, orgaandonatie ...  

Een negatieve wilsverklaring 

Hierin legt men vast wat men níet wil. Het is niet nodig om elke mogelijke medische ingreep of behandeling op te sommen, een goed aangegeven zorgdoel volstaat. Bijvoorbeeld: geen ziekenhuisopname meer, tenzij noodzakelijk voor het comfort. Of niet kunstmatig gevoed of gereanimeerd worden als er geen kans op herstel meer is. 

In tegenstelling tot de positieve is de negatieve wilsverklaring juridisch bindend. Elke zorgverlener is dus wettelijk verplicht om zich aan een weigering van behandelingen te houden, ook als ze reeds jaren vooraf is verwoord. Daarom neemt de huisarts de negatieve wilsbeschikking best mee op in het medisch dossier van de patiënt.

Let wel: de actuele wil van een wilsbekwaam persoon primeert altijd op zijn schriftelijke wilsverklaringen! Deze treden immers pas in werking bij wilsonbekwaamheid. Wilsverklaringen kunnen uiteraard ook op elk moment herzien of ingetrokken worden.

Nick Vermeersch, hoofdarts Urgentie

Nick Vermeersch (Hoofdarts Urgentie): “Duidelijkheid over wat een oudere patiënt nog wenst qua therapie is ook voor ons op de dienst Urgentiegeneeskunde heel belangrijk. Wil iemand geen intensieve zorgen, nierdialyse of andere behandeling meer, dan willen we dat kunnen respecteren. Opname in het elektronisch patiëntendossier zou hiertoe nuttig zijn.”

Sonja Berael (Huisarts & lid Commissie voor Medische Ethiek): “Het is óók de verantwoordelijkheid van de huisarts om proactief om te gaan met de wensen van de patiënt omtrent zijn levenseinde. Ook wij moeten dus communiceren wat we daarover weten. Een vlotte doorstroming van de communicatie is in deze voor iedereen van belang. De voorbije jaren hebben de huisartsen met de ‘Sumehr’ heel wat inspanningen geleverd om belangrijke medische gegevens van patiënten te bundelen in een samenvatting die door hulpverleners kan worden geconsulteerd. Ook vroegtijdige zorgplanning wordt daarin opgenomen. Elke zorgverlener kan zo snel nagaan of er al dan niet mag gereanimeerd worden en welke therapieën nog mogen worden opgestart. Op die manier hoeft dit gevoelige thema niet telkens opnieuw met de patiënt te worden besproken.”

Het was een zwaar proces dat echter door iedereen gedragen werd

Lieven Van Daele, hoofdverpleegkundige op de Palliatieve Zorg

Lieven Van Daele (Hoofdverpleegkundige Palliatieve Zorg): “Moeilijke kwesties over het levenseinde worden best in de ethische commissies besproken. Een casus die me in dit verband bijblijft, betreft een geriatrisch patiënt die, aan de hand van een negatieve wilsverklaring, vroeg hem ingeval van dementie geen eten of drinken meer te geven". 

"Er werden uitvoerige discussies gevoerd met het hele team, de familie en de Commissie voor Medische Ethiek. Uiteindelijk besliste men in samenspraak om de uitdrukkelijke wens te vervullen. Het was een zwaar proces, dat echter unaniem door alle betrokkenen werd gedragen, uit respect voor de patiënt.” 

Laatst aangepast door dienst Communicatie in samenwerking met An Verplancke, 16 januari 2025