Verwardheid snel herkennen en aanpakken
29 Oktober 2024 GezondheidsinfoBij ouderen verhoogt een ziekenhuisopname ook het risico op delier of plotse verwardheid. Hoewel het probleem meestal tijdelijk van aard is, heeft het een grote impact op de patiënt, de familie én het behandelend team. Het AZ Sint-Maria zet dan ook in op een doordachte aanpak van delier. Ergotherapeut Nancy Speeckaert beantwoordt enkele veel gestelde vragen.
Wat is een delier en hoe krijg je het?
Nancy Speeckaert: “Een delier is een acute, psycho-organische stoornis die kan ontstaan door allerlei factoren zoals bijvoorbeeld een ziekte of een operatie onder narcose.
Patiënten vanaf 70 jaar met een ernstige medische aandoening of cognitieve problemen door dementie, depressie, Parkinson of middelenmisbruik lopen het grootste risico om een delier te ontwikkelen bij opname in het ziekenhuis. Ook infecties aan lucht- of urinewegen, slechthorendheid en een ontregelde diabetes kunnen, in combinatie met elkaar, met een narcose of met een onbekende ziekenhuisomgeving, tot een delier leiden.”
Welke zijn de symptomen?
Nancy Speeckaert: “Dat hangt af van de aard. Als de patiënt een hypo-actief delier doormaakt, valt het niet altijd direct op. De zorgvrager is hooguit apathisch, wat gedesoriënteerd of psychomotorisch trager. Bij een hyperactief delier daarentegen vertoont hij meer agitatie en verwarring. Sommige patiënten fluctueren van de ene naar de andere vorm. Maar altijd gaat een delier gepaard met een stoornis in de aandacht. Andere mogelijke symptomen zijn incontinentie, tremor (beven), verhoogde transpiratie, minder (of net meer) bewustzijn, rusteloosheid, agressief gedrag, plukgedrag (bijvoorbeeld trekken aan beddenlakens, infusen of wegwerpluiers), waanbeelden, geheugenstoornissen en hallucinaties.”
Welke gevolgen heeft een delier?
Nancy Speeckaert: “Een delier verhoogt de fragiliteit van de patiënt. Het risico op ondervoeding wordt groter en we zien ook vaker valpartijen. Dat leidt dan weer tot meer fixatie, waardoor de kans op decubitus toeneemt, de patiënt minder snel herstelt en de opname langer duurt. Dit alles heeft uiteraard een grote impact op de patiënt én zijn entourage.”
Hoe springt het ziekenhuis daarmee om?
Nancy Speeckaert: “Bij een acuut ontsporen van delier wordt het team op de afdeling sinds geruime tijd ondersteund door psychiaters, geriaters of neurologen. Enkele jaren geleden ontwikkelden we in een multidisciplinaire werkgroep ook een procedure waardoor verpleegkundigen al bij de opname risicopatiënten kunnen detecteren en verder opvolgen via de ‘Delier observatie schaal’ (Dos). Door onze kennis over delier te delen, wordt het probleem sneller herkend en kunnen we, samen met de behandelende arts, ook de oorzaken effectiever aanpakken. We zetten eveneens in op een niet-medicamenteuze benadering. Bijvoorbeeld door de oriëntatie te verbeteren, sensorische prikkels aan te passen, de mobiliteit te behouden en het slaap-waakritme te bewaken. Voor mensen met dementie werken we op Geriatrie met de ‘vergeet-me-nietjes’, borden waarop nuttige info over de patiënten staat, zodat de teamleden makkelijker een persoonlijke band met hen kunnen creëren.”
Mantelzorgers staan centraal in onze
communicatie
Hoe belangrijk is de mantelzorger in deze?
Nancy Speeckaert: “Mantelzorgers kennen de betrokken patiënt beter dan wie ook en geven sneller aan welk gedrag al dan niet 'normaal’ is. Daarom staan ze centraal in onze communicatie: we betrekken ze in ons multidisciplinair team, delen onze kennis met hen en luisteren naar hun advies. Als de patiënt hulp nodig heeft bij dagelijkse handelingen kunnen ze een mantelzorgpas krijgen waarmee ze, ook buiten de bezoekuren om, hun naaste bijstaan. In een vreemde omgeving met onbekende mensen zijn zíj immers de enige houvast.”
Wat kan de huisarts betekenen voor patiënten na een delier?
Nancy Speeckaert: “Het is zeer belangrijk dat onze behandelende artsen in de ontslagbrief van de patiënt het doorgemaakte delier vermelden, zodat de huisarts het verder kan opvolgen. Om eventuele onderliggende geheugenproblemen tijdig op te sporen, adviseren we de huisarts om bij ouderen, binnen de zes maand na een opname met doorgemaakt delier, een cognitief nazicht te plannen. Voor 75-plussers kan dat via het Geriatrisch Dagziekenhuis, voor jongere patiënten via de neuroloog. Verder is het belangrijk alert te blijven voor oorzaken die behandelbaar zijn, zoals middelenmisbruik of infecties. En last but not least is de huisarts voor de patiënt uiteraard een onmisbaar klankbord in de verwerking van wat hij of zij heeft doorgemaakt.”
Laatst aangepast door dienst Communicatie in samenwerking met An Verplancke, 30 oktober 2024